De Amerikaanse verkiezingen zijn om meer redenen buitengewoon fascinerend. Ga maar na. Het uitgebreide voorverkiezingstraject heeft als uitkomst: twee – niet alleen bij de tegenpartij maar ook binnen de eigen partij - impopulaire kandidaten. De omvangrijke ervaring van de een en het volstrekte gebrek aan ervaring van de ander lijken beide een ongeschiktheidscriterium. De een probeert via het hoofd het hart van de toehoorders te raken en de ander doet dat via het tamboereren op de eigen grootsheid.
Maar wat mij nog het meeste fascineert is hoe het mogelijk is dat waar de Amerikanen ook een ervaring van acht jaar delen waarin de besluitvorming gegijzeld werd door de vijandigheid en de stemmenverhouding in de Senaat, velen nog denken dat toekomst maakbaar is door één sterke man of vrouw. Trump gaat daarin het verst door zich als verlosser – en de enige die ertoe in staat is - op te werpen uit de apocalytische narigheid die hij zelf eerst heeft geschetst. De redder in de nood op weg naar een de utopie van een nieuwe wereld van rust, law & order waarin de wereldproblematiek zo niet weggebombardeerd dan in elk geval buiten de grenzen gehouden worden. Grenzen die desnoods van stippellijnen op een kaart of een bord op de weg getransformeerd worden tot duizenden kilometerslange muren. Hoewel Trump geen boek ooit uitgelezen lijkt te hebben, herkennen we in zijn verhaal de elementen die centraal staan in de het gedachtegoed van Ayn Rand, die van grote invloed is geweest op het opkomst en uitbouw van het neo-liberalisme, dat de Republikeinen vanaf het presidentschap van Reagan zo hartstochtelijk verdedigen: (1) de mens kan en moet handelen met het oog op zijn rationele eigenbelang; (2) eigenbelang is geen kwaad maar een deugd; (3) de geschiedenis leert dat de samenleving moet geleid door creatieve, vrije, geniale, sterke eenlingen. Hans Achterhuis heeft over de relatie tussen Rand en het neo-liberalisme enige jaren geleden een prachtig boek geschreven. Obama liet in een van zijn beste speeches horen hoe je op een andere manier naar leiderschap kunt kijken. Hij liet horen dat van wereldleiders verwacht mag worden dat ze kennis van zaken hebben, weten wat er in de wereld speelt, en dat ze over praktische wijsheid, moed, zelfbeheersing, maatgevoel moeten beschikken. En dat ze bij het uitoefening van de belangrijkste deugd, rechtvaardigheid, niet het persoonlijke, maar het algemeen belang centraal stellen. Obama zal misschien Aristoles en diens deugdenleer gelezen hebben. In elk geval is zijn handelen en spreken ervan doordrongen. Utopieën lopen altijd slecht af en gaan altijd met veel narigheid en verlies van mensenlevens gepaard. Immers de gelovigen moeten van de niet-gelovigen gescheiden worden. De kwaden moeten lijden onder de goeden. De geschiedenis laat daar geen misverstanden over bestaan. Utopisch leiderschap bestaat alleen in een (gedroomde) toekomst. Aristotelisch leiderschap kan er alleen zijn in het hier en nu. Utopische leiders zijn bezig met maar een kant van een medaille. Aristotelische leiders realiseren zich dan in het hier en nu goed en kwaad geen absolute grootheden zijn. Dat ze er altijd beide zijn. Dat wat goed lijkt soms kwaad uitpakt, dat in wat kwaad leek soms het goede verscholen gaat. Om willen gaan met de spanning tussen de twee polen kenmerkt de Aristotelische leider.
0 Comments
Leave a Reply. |
waarover?Dit blog gaat over leiderschap en besturen, over professionele identiteit, archieven
October 2022
categorieën
All
|
drs ir Gerritjan E.A. van Luin MLD | Chirurgijn 23 | 1188 DK Amstelveen | 06 24244006 | [email protected]
|