“Ik werk nu een half jaar in mijn eerste baan en ik voel me eigenlijk elke dag de hele dag door onzeker. Het lijkt wel alsof ik, dat wat tijdens mijn studie heb geleerd, nauwelijks kan gebruiken omdat het allemaal veel te theoretisch is. En dan heb ik ook nog een baas die hoge verwachtingen koestert en me met klussen opzadelt waar zij, denk ik, vanaf wil. Als er iets mislukt, omdat ik in mijn onwetendheid een kennelijk verkeerd advies gegeven heb, krijg ik de volledige schuld van de mislukking.“
Dit was het verhaal van een deelneemster van een studiedag over professionele identiteit. En ze was niet de enige die maakt dat ‘onzekerheid’ een belangrijk onderwerp van gesprek was van de dag. Veel jonge mensen voelen de druk om te moeten voldoen aan nogal wat eisen: de opleiding afronden binnen de vastgesteld studietijd, meedoen op sociale media om gezien te worden, in bijbanen werken om geld te verdienen en een onderscheidend cv te kunnen opbouwen. In sommige opleidingen wordt de druk nog ook eens opgevoerd: “Een nieuwe lichting studenten krijgt te horen dat ze de leiders van de toekomst zijn. Het ideaal van excellentie wordt onderstreept. (…) Een decaan van een researchmaster (vertelde) studenten dat zij figuurlijk gesproken meededen aan de Olympische Spelen, terwijl studenten in de gewone master meededen aan de Paralympische Spelen” (De Groene Amsterdammer, 20 september 2017). En als met de opleiding, hoge scores, bijzondere cv de beoogde baan is verkregen, is er nieuwe druk om excellent te presteren; je bent immers niet voor niets binnengehaald. Excellentie wordt opgevat zoals we het vaak tegen komen: als het beste dat er is. Excellente scholen waarin het onderwijs innovatiever zou zijn dan op niet-excellente scholen; excellente zorg die beter zou zijn dan zorg in instellingen die dit predicaat niet hebben. Excellentie bevindt zich aan de top van een rangorde en zorgt voor (onder)scheiding. Tussen organisaties en diensten en tussen mensen. Dat dit nogal wat betekent voor de mensen die niet aan de excellentienorm voldoen laat zich raden, maar ook de ‘gelukkigen’ zijn slachtoffer: zij zien zich genoodzaakt om te blijven meedoen in de excellentierace op straffe van uitsluiting. Je kunt ook op een andere manier naar excellentie kijken. Een waarbij excellentie geen onderscheidend criterium is tussen mensen, maar een uitdaging vormt voor iedereen; een waarbij recht gedaan wordt aan het feit dat elke professional leertijd nodig heeft om zich te ontwikkelen in zijn vak. Voor dat andere perspectief gaan we te rade bij de Griekse filosoof Aristoteles (384-322 v.Chr.), de uitvinder van de deugethiek, een theorie die een antwoord geeft op de vraag ‘hoe goed te leven?’ Volgens Aristoteles was het hoogste doel van de mens om gelukkig te worden en optimale zelfverwezenlijking was dé voorwaarde daartoe. In dat woordje ‘optimaal’ zit ons aanknopingspunt voor die andere kijk op excellentie. Het optimale is namelijk wat Aristoteles omschreef met voortreffelijkheid, excellentie of uitstekendheid. Optimaal handelen is virtuoos handelen, een woord dat afkomstig is van het Latijnse virtus, dat we doorgaans vertalen met deugd. Een misverstand ligt nu op de loer: vaak gebruiken we het woord ‘optimaal’ in de zin van ‘het best haalbare’, met associaties als ‘uitgepolderde opbrengst’ of ‘compromisresultaat’. Maar dat is niet wat Aristoteles voor ogen stond. Excellent handelen is het juiste midden vinden tussen twee uitersten. Dat midden ligt niet vast, maar is in elke situatie weer anders. Zo ligt moed in tussen twee extremen: lafheid en roekeloosheid. Moedig op twaalfjarige jongen afstappen wanneer hij iemand lastig valt is misschien gemakkelijker te doen dan in een vergelijkbare situatie een gespierder dertiger tegemoet treden. Dan is hard schreeuwen om aandacht te trekken wellicht al moedig genoeg. Maar dat zou voor een ervaren judoër weleens anders kunnen zijn. In plaats van te denken aan het optimum als een punt op de schaal tussen de uitersten stelt filosoof Paul van Tongeren voor om te denken aan “een verticale as die daar haaks op staat”. Want zo stelt hij, “mensen kunnen zichzelf namelijk verbeteren en zo het midden van een gouden randje voorzien. Streven naar perfectionering is zelfs een belangrijk kenmerk van de deugd.” Niet alleen oefening baart virtuositeit, ook door de kunst af te kijken van goede voorbeelden word je virtuozer, zo stelt de Griekse wijsgeer zelf. Door zo naar ‘excellentie’ te kijken is excellentie niet de uitkomst van een ratrace met winnaars en verliezers, maar ligt excellent handelen binnen ieders bereik. Immers iedereen kan virtuozer worden in dat wat hij doet. De uitdaging die van dit perspectief uitgaat, sluit aan bij een interessante definitie van een professional: “Een professional is iemand die ervoor kiest en zich erop toelegt om met behulp van zijn/haar specialistische kennis en ervaring, klanten op een competente en integere manier steeds beter van dienst te zijn. Daarbij maakt hij/zij gebruik van, en draagt actief bij aan, een gemeenschap van medeprofessionals die het vak bij voortduring ontwikkelen.” (Manon Ruijters e.a. (2015). Je Binnenste Buiten). En dan gaat het feitelijk om een dubbele uitdaging: blijf jij, professional, je ontwikkelen om virtuozer te worden in je vak én draag je bij aan een werkklimaat waarin dat voor iedereen mogelijk is? Waarin ben jij bezig virtuozer te worden? Hoe doe je dat? Wat doe jij om anderen te helpen virtuozer te worden? Behalve dat deze manier van naar excellentie kijken recht doet aan de ontwikkeling die elke professional doormaakt, laat deze ook het belang van professionele ruimte bij het handelen van professionals zien. Want excellent handelen is, is immers situatie-afhankelijk. Om het ‘excellente’ te kunnen doen, moet je je steeds weer opnieuw een oordeel vormen over de specifieke situatie: wat is hier nodig? Wat heb ik hier te doen? Om een goede afweging te kunnen maken is ruimte nodig, vertrouwen in jezelf en vertrouwen van anderen. En dat is heel wat anders dan het volgen van voorschriften, regels en protocollen. Die beperken niet alleen de ruimte, maar belemmeren ook groei. En dat is wel verschrikkelijk zonde, niet alleen voor al die startende professionals.
1 Comment
De huidige Amerikaanse verkiezingen vormen een extreem schouwspel van wat je de verwording van de politiek zou kunnen noemen. Bij de felle reacties op het voorstel van minister Schippers om mensen onder voorwaarden zelf te laten beslissen over hun levenseinde liggen – met de verkiezingen in het vooruitzicht – ook in Nederland sterke polarisatie, grote onverzoenlijkheid en persoonlijke aanvallen op de loer. Wat zou er aan de hand kunnen zijn en wat (voor leiderschap) is er nodig om (weer) menselijk te kunnen zijn?
Laten we eens Hannah Arendt raadplegen. Zij noemde zichzelf nadrukkelijk politiek denker. De politieke kant van het leven was voor haar alles dat zich buiten de privéwereld afspeelde. In dat politieke leven, Vita Activa, wordt er gearbeid, gewerkt en gehandeld. Arbeiden is de menselijke activiteit die te maken heeft met de biologische processen van het lichaam, het (over)leven; werken is het maken van (gebruiks)voorwerpen; handelen is, zoals Arendt schrijft, de enige activiteit die direct tussen mensen plaatsvindt zonder tussenkomst van dingen of materie. Handelen is iets beginnen, iets op gang brengen en daarna de gevolgen van dat beginnen ondergaan. Omdat we ons laten zien in dat handelen en omdat we altijd handelen in relatie met anderen die zich ook laten zien, is dat handelen een kwetsbare aangelegenheid. Daarbij heb je geen enkele zekerheid over hoe er op je handelen wordt gereageerd. Nu zijn er, volgens Arendt, gelukkig twee mechanismen die ervoor kunnen zorgen dat de kwetsbaarheid van het praten en doen een stabiele bedding heeft: belofte en vergeving. De belofte dat je eerlijk zult zijn er goede bedoelingen op nahoudt en geen dubbele agenda voert. En vergeving als het ergens mis is gelopen; niets menselijks is ons mensen immers vreemd. Verwording van politiek zou je kunnen zien als verlies van kwetsbaarheid omdat er geen belofte meer is en geen vergeving. De bodem onder het handelen is weggevallen. Wat er overblijft is 'werken', produceren van verhalen waarvan de waarheid niet meer relevant is, van beelden die niet meer ergens mee hoeven overeen te stemmen, van vergezichten die utopische of eschatologische kenmerken hebben. Mensen zijn 'dingen' geworden die gebruikt worden voor de productie van die verhalen, beelden, vergezichten. Het zou fijn zijn als politici zich realiseren dat trouw zijn aan de belofte van eerlijkheid en kunnen vergeven geen 'watjes' van hen maken, maar dat beide onvermijdelijk noodzakelijk zijn voor hun betrouwbaarheid, om echt iets teweeg te kunnen brengen en niet te vergeten voor het voorbeeldig zijn van hun gedrag. En wat voor politici geldt, geldt ook voor leiders in organisaties. Arendt reduceerde politiek immers niet tot het handelen van politici; het ging haar om al het handelen in de 'buitenruimte'. In ons leven, in ons werk hebben we onze eerlijkheid en vergevingsgezindheid zelf in de hand en kunnen we het leiderschap over ons leven en ons leiderschap in onze organisatie zelf bepalen. Gelukkig maar. Het schuurt al een tijdje in de wereld van de professionals. Werden ze vroeger beschouwd als zelfstandige, zich verantwoordelijk voelende vakmensen die eervol werk deden, sinds een paar decennia is die glans er behoorlijk af. Beroepseer is voor velen beroepszeer geworden. Hoe is dat zo gekomen? De rol en positie van deskundigen in de samenleving is veranderd. Gezag is niet vanzelfsprekend meer en de brede toegankelijkheid tot informatie die vroeger alleen in de hoofden van de experts zat heeft ongetwijfeld deze ontwikkeling versterkt. Daarbij bleken niet alle professionals zo betrouwbaar en verantwoordelijk te zijn als verwacht en was het handelen niet vanzelfsprekend gericht op het welzijn van de mensen voor wie de professionele inzet bedoeld was. Fraude, machtsmisbruik, eigengereidheid, volgehouden ondeskundigheid, toegedekte fouten en privileges kwamen aan het licht.
En zoals het dan vaak gaat worden protocollen, voorschriften, regels, codes gemaakt om 'te leren van het verleden', onder het motto 'dat was eens maar nooit meer'. Ruimte ingeperkt. Hekken geplaatst. Bureaucratie opgetuigd. Nu is er op zich niet zoveel mis met regels en protocollen en - zoals Rene ten Bos onlangs overtuigend heeft laten zien - is bureaucratie 'al te menselijk' en inherent aan onze maatschappelijke inrichting. Maar het wordt een probleem als die "inktschijterij" de werk- en leefruimte zo binnengedrongen zijn dat arbeidsvreugde en zingeving in de knel komen en erger, de normen voor 'goed werk leveren' niet meer een vast en regelmatig onderdeel is van het gesprek van professionals zelf maar van buiten worden bepaald. Dan ben je object geworden binnen een mechanisch bouwwerk. Dan wordt het lastig om anderen wel als subjecten te zien, wel als doel en niet als middel. En wordt juist dát - elkaar zien als mede-mensen, als mede-subjecten - niet van je verwacht als professional? Immers, welke leerling, patiënt of client wil als middel gezien worden om ervoor te zorgen dat de klantentevredenheid goed is, de top van de ranking gehaald wordt, de financiering niet in problemen komt, de productie gehaald wordt. Het schuurt. We kunnen niet meer terug naar de grote vrijheid van vroeger (die was te ondoorzichtig) en we willen niet verder in de beknelling van nu (die maakt ongelukkig). We zijn toe een aan nieuwe tijd, een nieuwe kijk op professionaliteit waarbij ruimte en begrenzing natuurlijk aanvoelt: een evenwichtige mix van vrijheid en beperking. Die tijd is nog niet aangebroken. Wat doen we in de tussentijd op weg daar naartoe? In algemene zin helpt het om je als professional af te vragen hoe het met jouw professionele identiteit is. Waar ben je van? Wat geeft jou je kleur? Wat vinden jullie met elkaar als teamgenoten 'goed werk leveren'? Wat maakt dat je je thuis voelt in je organisatie? En wat vervreemdt je ervan? enz. Met deze vragen kom je op het spoor van je ervaren ruimte en begrenzing. Wat doe je met die ruimte en wat of wie bepalen de begrenzing? Je zou kunnen zeggen dat die nieuwe tijd er een is waarin ethiek erg belangrijk is: wat is goed werk? wat is fijn samenwerken? wat is medemenselijkheid? En dan helpt het als je je professionele ruimte gebruikt om het ook daarover met elkaar te hebben. En dan helpt het enorm wanneer je met elkaar je best doet om je eigen mening niet als een heilige tekst te willen zien: 'als je ergens een mening over hebt, verplicht dat je tot discussie, debat en dialoog', schrijft de filosoof Jan Bransen. En ik zou daaraan toevoegen, het verplicht tot 'onderzoek' doen. Stel je jezelf ook regelmatig de vraag: 'hoe weet ik dat eigenlijk?' Dan ben je bezig zelf en met elkaar betekenis te geven aan je professionele ruimte en de 'natuurlijke' begrenzing daarvan. En, misschien wel de belangrijkste opdracht aan jezelf. Leg verantwoording af over je handelen. Waarom doe je wat je doet? Waar draagt dat aan bij? Hoe weet je dat je het goede doet? Hoe houd je "je zaag scherp" (om met Covey te spreken). En tot slot, een opdracht aan de bazen van de professionals. Deze nieuwe tijd vraagt om een heldere 'bedoeling' van de organisatie. Als die er niet is, hoe kun je dan als professional weten waaraan je iets bij te dragen hebt? Die nieuwe tijd vraagt ook vertrouwen dat de meesten graag aan die bedoeling willen bijdragen. En graag willen vertellen hoe ze dat doen. En dat ook wel willen heroverwegen en bijstellen. En het vraagt moed om als het vertrouwen beschaamd wordt (en dat gaat vast eens gebeuren) geen generieke 'protocolmaatregel' nemen, maar dat geschonden vertrouwen met de betrokkene te bespreken. Dat helpt om je eigen normen scherper te krijgen en het helpt de organisatie bij het scherper krijgen van de ruimte en de grenzen daarvan. En om die verkenning gaat het vooral in de tussentijd. |
waarover?Dit blog gaat over leiderschap en besturen, over professionele identiteit, archieven
October 2022
categorieën
All
|
drs ir Gerritjan E.A. van Luin MLD | Chirurgijn 23 | 1188 DK Amstelveen | 06 24244006 | [email protected]
|